De elektrische arbeidsmiddelen kunnen worden onderverdeeld in de volgende klassen:
Klasse 0 apparaten hebben geen andere bescherming dan alleen de functionele isolatie. Bij een defect in het apparaat is het mogelijk dat de metalen buitenkant onder spanning komt te staan. Voor de gebruiker kan dit levensgevaarlijk zijn.
Bij klasse 1 apparaten is de metalen buiten kant van het apparaat verbonden met de beschermingsleiding (aardleiding). Als bij een defect in het apparaat de metalen buitenkant onder spanning komt te staan, moet de beveiliging in de installatie aanspreken. De metalen buitenkant is via de beschermingsleiding verbonden met de aarde. Hierdoor zal er bij een defect een grote stroom gaan lopen, afhankelijk van de spanning en de hoeveelheid weerstand in het circuit. deze stroom kan de beveiliging doen aanspreken.
Bij de klasse 2 apparaten is er behalve de functionele isolatie ook nog een tweede isolatielaag. De tweede isolatielaag zorgt ervoor dat de buitenkant van het arbeidsmiddel, zelf bij een defect in het apparaat niet onder spanning kan komen te staan. Klasse 2 apparaten mogen nooit met de aarde worden verbonden en hebben dus altijd een twee-aderige snoer. Het is van groot belang dat de weerstand van de isolatie bijzonder hoog is.
Klasse 3 apparaten werken op een veilige extra lage spanning. Deze spanning is, afhankelijk van de omstandigheden, maximaal 50 volt bij wisselspanning of 120 volt bij gelijkspanning. Door de lage spanning zal een defect geen elektrisch gevaar opleveren.
De inspectie van elektrische arbeidsmiddelen bestaat uit:
Als eerst wordt een visuele inspectie uitgevoerd om te bepalen of er geen uitwendige gebreken zijn die een gevaarlijke situatie kunnen veroorzaken bij de metingen. Bij de visuele inspectie kan worden bepaald of er geen uitwendige gebreken zijn
Bij de visuele inspectie wordt gelet op de volgende punten:
Bij het uitvoeren van de metingen wordt in het algemeen gebruikgemaakt van meetapparatuur die speciaal is ontwikkeld voor het testen van elektrische arbeidsmiddelen. Een aantal van deze apparaten geven na de meting aan of het arbeidsmiddel "goed" of "fout" is. In het algemeen zijn deze meetapparaten afgestemd op de Duitse VDE-normen en voldoen ze aan de NEN 3140. Bij het inspecteren van elektrische arbeidsmiddelen moet tenminste worden uitgegaan van de veiligheidsbepalingen zoals deze van kracht waren bij het vervaardigen van het elektrische arbeidsmiddel. Elektrische arbeidsmiddelen moeten met een passende regelmaat worden geïnspecteerd. De inspectie frequentie van de elektrische arbeidsmiddelen is afhankelijk van een aantal factoren.